Als oud IT-er ben ik moeilijk te omschrijven heb ik gemerkt. Ooit begonnen als leerling operator op een IBM 370/115 mainframe. Nu uitgegroeid tot een fervent gebruiker van het wereld wijde web in al haar hoedanigheden inclusief Social Media. Achteraf bekeken was het een waar avontuur, van mainframe naar PC.
Mainframe
Ver voor de komst van smartphones waren er de mainframes. Mainframe, alleen het typen van het woord al brengt herinneringen naar boven van zalen vol apparatuur. Werknemers in nette pakken en strakke gezichten. Zij zijn immers belangrijk, ‘het brein’ van het bedrijf. Omgeven door een mysterieuze wolk van geheimzinnigheid doet men iets waar de andere afdelingen met ontzag naar keken. Het temmen van ‘het beest’.
Hoewel de automatiseringsafdeling met ontzag werd bekeken, was het in feite een simpele structuur. De programmeur schrijft de programma’s die ‘het beest’ moest laten doen wat men wilde. Deze programmeurs eten, slapen en praten in Cobol, de veel gebruikte programmeertaal. Is het programma eenmaal klaar dan wordt het uitvoerig getest in een testomgeving. Eenmaal goedgekeurd gaat het programma dan ‘in productie’.
De werkvloer
Het dagelijks werk wordt in kaart gebracht door de werkvoorbereider. Deze geeft op zijn beurt de planning van de werkzaamheden door aan de shift, de ploeg die dienst heeft op dat moment. Men werkt in ploegen (shifts) het klokje rond. Zo’n shift bestaat uit een shiftleader en één of meerdere operators die op hun beurt weer zijn verdeeld in console-operators, printeroperators en tape-operators.
Mainframe vs PC
Je moet de afmetingen van zo’n computerzaal even in gedachten nemen. Kijk even met andere ogen naar je toetsenbord en beeldscherm, zet dat apart, voorzie het van een dodemansknop en je hebt een console. Dat is de centrale plek waar ‘het beest’ in toom wordt gehouden. De medewerker die de commando’s met groene letters op een zwart scherm laat verschijnen, is de console-operator. Verplaats nu de blik van het scherm, naar de PC kast. Blaas deze in gedachten op en verdeel deze in meerdere kasten met afmetingen van enkele meters lang en soms anderhalve meter diep.
De CPU, centrale processing unit, is gehuisvest in een eigen kast en heeft, schrik niet, nog geen 200 Kb aan werkgeheugen aan boord. Dat staat in schril contrast tegen de huidige PC’s met enkele Gigabytes aan werkgeheugen! Laat staan de onvoorstelbare mogelijkheden van de huidige smartphones. De ontwikkeling van mainframe naar PC duurde slechts twintig jaar.
Van ponskaart naar print
De door de programmeur geschreven programma’s werden opgeslagen op ponskaarten. Kartonnen kaartjes met gaatjes. Net zoals een tape van een telex. Deze stapel ponskaarten, die dus één programma bevatte, wordt ingelezen door de I/O operator, die verantwoordelijk is voor de input en output.
CD-rom spelers zijn er nog niet. Hun voorloper zijn grote tapekasten waar de data op grote spoelen met ‘bandrecorderbanden’ wordt opgeslagen. Het voeden van deze machines gebeurd door de tape-operators.
Doel van dit hele machinepark is het produceren van papier, stapels papier. Dat gaat niet met blaadjes A4 maar hele vellen die aan elkaar zitten en zo een ketting vormen. Dit kettingpapier gaat met hoge snelheid door een printer die het formaat heeft van de kast waar nu misschien wel je PC in staat.
Geboorte van de nerds
Al dit moois is omgeven door een wolk van geheimzinnigheid. De automatiseringsafdeling is vaak streng beveiligd en de medewerkers daar ‘een raar volkje’ ten opzichte van de andere afdelingen in het bedrijf. Dat valt nog wel het meest op tijdens personeelsfeestjes.
Automatiseerders staan vaak apart van de anderen en converseren in een taal die bol staat van afkortingen en Engelse termen. De nerds zijn geboren.